BIJDRAGE WOUTER HILLAERT
BINNEN EN/OF BUITEN
“Het mooiste menselijke: te leven als monster, helemaal aan de uitkant, en daar diegene zijn die het menselijke zichtbaar maakt.” (Kapitein Nemo’s bibliotheek, Per Olov Enquist, 1991)
Monsters zijn wat wij niet zijn. Ze vallen buiten de cirkel die wij rond de menselijkheid hebben getrokken. Ze voldoen niet aan ons, ze zijn niet volwaardig. Of ze hebben iets te veel, of ze hebben iets te weinig. Ze vallen uit de toon. Ze bewegen buiten de maat. Ze houden zich niet aan onze normen en waarden.
En dus staan ze buiten ons. Buiten de hekken die we hebben opgetrokken rond wie wij zijn. Achter de muur die ons definieert als ons. Ze zijn nu eenmaal anders. Te luid. Te lelijk. Te vormeloos. Niet te verstaan. Agressief. Gevaarlijk. Ze zijn uit op wat wij hebben. Daarom zijn het monsters. Hou ze buiten. Laat ze niet binnen.
-
Geen gezicht
Wat monsters vooral niet hebben zoals wij, is een onbedekt gezicht. Een open vizier. Een eerlijke oogopslag. Openbaren doen ze zich steeds door hun sporen, hun schichten, hun schaduw die ons eerst besluipt en dan overvalt. Monsters zijn meesters in zich verschuilen. Onder ons bed, achter een masker, in de marge van het licht. Ze houden zich erbuiten. Tot ze ineens zijn binnengedrongen. In onze kamer. In ons lijf.
Maar zelfs als ze er zijn, laten ze zich niet kennen. Ze verhullen zich achter hun wraak, hun vraatzucht, soms ook hun schaamte. Monsters zijn een en al buitenkant. Dat is precies wat hen zo vreemd maakt. Ze missen identiteit. Pas als ze uit oprechte ogen blijk geven van gevoelens zoals wij die hebben, worden ze minder monsterlijk. Meer binnenkant, minder buitenkant. Dan mogen ze misschien van buiten bij ons binnen.
2. Eigen kracht
Als zo de grens tussen mens en monster is vervaagd, de hekken en muren zijn neergehaald, het monster een gezicht heeft gekregen, dan wordt het pas echt spannend. Want wat is dan nog het verschil? Plots gaat het niet meer over het monster, maar over de mens zelf. Wie zijn wij? Wat is ons? Daar ontstaat de ware angst.
Wat mensen mensen maakt, is hun handelingsvermogen. De sturing tussen hun hoofd en de rest van hun leden. Hun zijn in één stuk. Uiteindelijk komen alle westerse ideologieën daarin samen. Het denken als zijn. De daadkracht van het individu. De triomf van de wil.
Monsters worden geboren waar die eigen kracht van buitenaf wordt verkracht. Waar plots een externe anonieme macht zich meester maakt van ons lichaam en zelf de touwtjes overneemt. Waar de leden plots een eigen leven gaan leiden. Armen worden slangen, vingers vleeshaken. Dáár loopt de grens tussen mens en monster. Waar bezit vervelt tot ‘bezeten’, autonomie tot machinerie. Waar binnen en buiten oplossen in één groot krachtenveld. Weg de grens. Weg de mens. Alleen nog monster, diep vanbinnen.
3. Alleen nog gevoel
Waar alle buiten wegvalt, breekt de ware monsterlijkheid binnen. Uit gaat het licht. Weg is ons gezicht. En daarmee ook ons onderscheidingsvermogen, onze strakke grensbewaking tussen ons en alle monsters buiten. Op het speelveld dat zich opent, spelen wij niet langer thuis. Het is dat van het duister, de verhulling, de onverlichte marge die alles overspoelt: het speelveld van het monster zelf. We zien geen hand meer voor ogen.
We worden alleen nog oor: de meest directe weg van externe krachten tot ons intiemste zijn. Of is het omgekeerd? En baant het monster zich van binnen een weg naar buiten? Luid en onduidelijk opent zich zijn echo als een majestueuze omarming die de hele buitenwereld mee in zich verzwelgt: alle angst, alle oorlog, de hele planetaire soundscape van de kosmos. Innerlijke trillingen, extreem versterkt. En dat is precies wat monsters zijn: niet meer dan veruitwendigingen.
Monsters zijn wat wij zijn.
Ze staan niet buiten ons.
Ze zitten diep vanbinnen.
Wouter Hillaert is cultuurjournalist en geeft les aan het Conservatorium Antwerpen. Op vraag van Milø Slayers schreef hij deze tekst als een reactie/reflectie na zijn betrokkenheid bij het repetitieproces voor Monstrare en/of Monere als klankbord en productieassistant.