HET VRAAGSTUK MONSTER
Wat is voor mij een ‘monster’? Ik zie het als een open begrip waarvan de betekenis erg kan verschillen van individu tot individu, van samenleving tot samenleving, van periode tot periode. Net daarom wil en kan mijn voorstelling het monster niet vatten. Maar los van die subjectiviteit, als reëel object of subject, kan het monster misschien wel omschreven worden als een paradox. Zou het monster niet een antinomie kunnen zijn, een tegenspraak?
(On)logische reflectie
Het Monster → X
≠
het goede, het schone, de norm... → Y
Laten we als uitgangspunt stellen dat als X bestaat, X dan overal en altijd tegengesteld is aan Y. Anders verandert X en/of Y in iets nieuws (X en/of Y wordt Z). Ervan uitgaande dat X en Y iets van elkaars betekeniselementen in zich kunnen opnemen, creëert dat ofwel een dichotomie (XY of YX), ofwel een toegevoegde waarde en dus een extensie van X en/of Y (X+Y of Y+X), wel met dien verstande dat die toegevoegde waarde niet mogelijk is als X en/of Y al gedefinieerd is.
-
Als Y (het goede) om ethische of andere redenen niet in staat is om het destructieve object/subject X te vernietigen, maar X wel Y kan vernietigen, wordt Y dan X of hangt Y af van X? In het tweede geval, wat wordt X dan?
-
Als X Y (het mooie) kopieert, wat wordt X dan?
-
Als er voor de (zelf)constructie van Y (de norm) geen andere keuze is dan daarvoor categorieën van X in te roepen, wat wordt Y dan?
-
Als X het leven als categorie bevat, kan Y dan nog bestaan? Zo ja, wordt het concept ‘leven’ dan iets anders? Dan zou de categorie van het leven die aan X toebehoort, tegengesteld moeten zijn aan Y, en zou hun leven dus onafhankelijk van elkaar moeten leven.
Moeten we het monster na die paar vragen beschouwen als nonsens of als een mogelijke tegenspraak?
Misschien is alles wat mogelijks onbevattelijk blijft wel het monster: het monster niet als een bestaand concept op zich, maar als een figuurlijke betekenis, en dus een fictie die meteen ontsnapt aan elk object dat aangewezen wordt. Een beetje zoals water door onze handen stroomt: één deel spoelt meteen weg, een ander deel houden we maar even vast, en nog een deel blijft aan ons natte vel hangen. Altijd en overal blijft ons beeld van het monster zoals het water dat opdroogt op onze handen: op zeker moment is het vervlogen, zoals ook het monster verdwijnt net op het moment van zijn zuiverste betekenis.
Het monster transformeert sneller dan onze interpretatie kan volgen. Als water glijdt het door alle subjectieve hokjes en associaties heen die iedereen erop plakt.
Het monster is een ongrijpbaar wezen, gescheiden van ons onderscheidingsvermogen.