THE WILD OF THE WILDNESS
BIJDRAGE TUNDE ADEFIOYE
Wat we zien, is vaak de nasleep. In Milø Slayers’ voorstelling worden we meegevoerd in een weelderig groen landschap. Het is een wereld die op zoek is naar zijn vorm, niet bijster verzorgd maar door ons gadegeslagen. Het landschap inspireert niet, maar is grauw en geeft te denken. Het werpt ons als observatoren allerlei vragen voor de voeten. "Wat heb je met me gedaan?", "Hoe zijn we hier terechtgekomen?". Het kan ook een vraag over herstel zijn: "Hoe maken we van mij terug een vrijgevige plek?" Of we kunnen misschien zelfs voorbij reparatie denken. Transformatie hebben we nodig.
Wat ooit bekend stond als de wildernis is veroverd en aangetast: er zijn pogingen gedaan om hem te beteugelen, om er een kunstmatige sereniteit te cultiveren. Maar soms verbergt de kalmte de ware realiteit van wat je ziet. Die sereniteit doet sommigen geloven dat het veroverde geen stem had in het geweld dat het is aangedaan. Luister nauw genoeg, leg je oor te luister, vanuit een nederig perspectief – een dominante houding brengt zelden nieuwe visies. De nieuwe visies zullen de visies zijn die het spoor van vernietiging omgooien, die koppig doorzetten, die bloei mogelijk maken en misschien wel het wilde van de wildheid doen heropleven. Laat het die wildheid zijn waar we voor gaan, de onbeheersbare natuur waar we ruimte voor blijven maken en ons voor inzetten. Laten we al onze zorg voor design en gemillimeterde gazons liever gebruiken voor wilde groei.
De natuur is momenteel in een staat van zuivering, terwijl ze tegelijk slinkt. Is dit een jaar waarin ze ons waarschuwt voor haar manieren om ons te dwingen de razende treinen van het kapitalisme tot stilstand te brengen? Of is dat alleen maar projectie? Hoe dan ook moeten we van Arundhati Roy leren om ingangen te creëren voor nieuwe mogelijkheden, nieuwe systemen die genezing, herstel en restauratie echt een kans geven. De natuur is niet verslagen. Wie eeuwen van intergenerationeel trauma heeft moeten doorstaan, zal met een roze bril kunnen zeggen dat de aanval op dit moment een klein beetje is getemperd. Het diep doorleefde trauma van de vleermuis die zoveel huizen kwijtspeelde met alle bomen die in zijn habitat omgehakt zijn, zal nu worden goedgemaakt. Er zal aandacht gaan naar het trauma dat de zeeschildpadden aan hun nageslacht doorgeven door al het zwarte goud dat hun helderblauwe water purper heeft gekleurd. En nieuwe manieren en meer potentieel investeert men ook in een beter begrip van trauma’s bij mensen.
Maar als de jaguar geen boom meer heeft die bij zijn gevlekte vacht past, noch een nachtelijke hemel om zijn fluweelzwarte vacht te verbergen door de zoemende stad naast zijn huis, wie verwerkt en bemiddelt dan zijn trauma? Veel gebeurt er nog niet. En dus hurkt en rust de jaguar uit in de resterende struiken en bosjes. Langzaam ontwaakt hij in de verduisterde, maar niet middernachtelijke duisternis van zijn omgeving. Begint zich te roeren en zijn kracht te verzamelen. Begint een reis om zijn wil te doen gelden. Dat sprankje licht dat door de jungle priemt, belicht de wilde, onsamenhangende beweging die zijn woede van verlies en trauma aansteekt. Het zilver dat ooit in de grond zat, is weggehaald samen met het opgedolven goud. Verlies en verloren. Verlies en verloren. Verlies en verloren. Twirling and whirling. Twirling and whirling. Twirling and whirling.
Als de storm opzet, zal die stem voor mensenoren wel te horen maar niet te ontcijferen zijn. Ze zal een waarschuwing zijn, een genezing, een herinnering aan wat eens was. Ze zal een staat van majestueuze memorie en eerbied overbrengen. Een staat waarin controle en dominantie niet langer de droom uitmaken. Gedaan met kokend bloed uit de aderen van de wilde natuur te pompen. Wat is haar ware aard? Collectief wil ze zeker met rust gelaten worden, ongestoord: niet langer onder de voet gelopen, haar rijkdom gewoon in de grond, vrij om te bewegen, vrij om in het wild volgroeid te raken. Niet ondergeschoffeld, niet gekapt, niet gemanipuleerd of misbruikt om stroom van te produceren. Wel bloeiend in haar eigen ritme en tempo. Gewoon te kunnen zijn wat misschien niet altijd begrepen, gezien of gehoord wordt. Soms zelfs iets monsterlijks.
Tunde Adefioye is dramaturg (ex-KVS) en geeft les aan Sint-Lukas in Antwerpen. Op vraag van Milø Slayers schreef hij deze tekst als een reactie/reflectie na het zien van een toonmoment van Monstrare et/ou Monere.
